Als je mee doet aan een kansspel en je wint al na een paar keer, dan voelt dat als geluk hebben. Wanneer je echter al heel veel ingezet hebt voordat je een keer iets wint, kan het gevoel van geluk of toeval een stuk minder zijn. Misschien voelt het dan juist meer alsof het ook wel een keer tijd werd om te winnen. In werkelijkheid is dit ook hoe het werkt wanneer je naar kansberekening kijkt. Als je maar een paar keer met een dobbelsteen gooit, en je gooit telkens hetzelfde getal, dan is dat geluk, ofwel toeval. De kans dat je één getal vaker gooit dan de andere getallen is immers hoog, als je maar een paar keer gooit. Wanneer je echter heel vaak met een dobbelsteen gooit, neemt de factor van toevalligheid af. Als je bijvoorbeeld 1200 keer zou gooien, dan zal je elk getal van de dobbelsteen ongeveer 200 keer te zien krijgen. De kans dat je het ene getal veel vaker gooit dan het andere is niet meer zo groot wanneer je zo vaak gooit. Als je langdurig mee doet aan een kansspel, dan is er dus sprake van kansberekening in plaats van geluk. Toeval komt pas voor wanneer je slechts een paar keer speelt.